Website | Hoe rancher te gebruiken - Howto use rancher
Er zijn verschillende manieren om een container te deployen in Rancher, afhankelijk van je use case en de complexiteit van de applicatie. Hier zijn de meest gebruikelijke methoden:
Deployen via de Rancher UI:
Dit is de eenvoudigste en meest visuele manier om containers te deployen.
- Je krijgt via een reactie op het aanvraag formulier te horen welke url je moet gebruiken en welk cluster en namespace voor jou zijn aangemaakt.
- Login op
https://prod.k8s.rug.nl
de Rancher UI. - Selecteer het cluster waarin je wilt deployen.
- Navigeer in het linkermenu naar "Workload" en selecteer het type workload dat je wilt deployen (meestal "Deployment" voor stateless applicaties of "StatefulSet" voor stateful applicaties). Je kunt ook kiezen voor "DaemonSet" om een pod op elke node te draaien of "Job/CronJob" voor batch- of periodieke taken.
- Selecteer de namespace waarin je de workload wilt deployen in het dropdown menu rechtsboven.
- Klik op "Create": Klik op de knop "Create" (of "+ Add Workload").
- Configureer de Workload: Je krijgt een formulier te zien waarin je de details van je container kunt configureren:
a. Name: Geef een naam op voor je workload.
b. Namespace: Controleer of de juiste namespace is geselecteerd.
c. Deployment Strategy: Kies een strategie voor updates (Rolling Update of Recreate).
d. Number of Replicas: Stel het gewenste aantal instances (pods) van je container in.
e Containers:
f. Add Container: Klik op "Add Container" om de container specificaties in te vullen.
g. Image: Voer de naam van de Docker image in (bijvoorbeeld nginx:latest of your-registry.example.com/your-project/your-image:tag).
h. Image Pull Policy: Kies hoe Kubernetes de image moet ophalen (Always, IfNotPresent, Never).
i. Ports: Configureer poort mappings als je de container wilt blootstellen aan het netwerk. Je kunt de containerpoort en de hostpoort opgeven (als je hostPort gebruikt, wat over het algemeen wordt afgeraden in productie).
j. Environment Variables: Stel omgevingsvariabelen in die je container nodig heeft.
k. Volumes: Koppel persistent volumes of host paths aan je container voor dataopslag.
l. Health Checks (Probes): Configureer liveness en readiness probes om de gezondheid van je container te bewaken.
m. Resource Limits en Requests: Stel CPU- en geheugenlimieten en -requests in voor je container.
n. Security Context: Configureer beveiligingsinstellingen voor de container.
o. Service Discovery: Als je je workload via een service wilt blootstellen, kun je hier een service configureren (LoadBalancer, ClusterIP, NodePort).
p. Labels en Annotations: Voeg labels en annotaties toe om je workload te organiseren en te voorzien van metadata.
q. Node Scheduling: Configureer op welke nodes je pods mogen draaien met behulp van node selectors, node affinity, of taints en tolerations. - Klik op "Create": Nadat je alle benodigde configuraties hebt ingevuld, klik je op de knop "Create" om de deployment te starten.
Deployen via YAML:
Door de opzet op te zetten in YAML heb je meer vrijheid om onderdelen beter te kunnen instellen. Dit geeft je meer controle over de configuratie.
Voorbeeld deployment YAML
Een deployment YAML wordt gebruikt om de container te definieren. Hieronder is een voorbeeld gegeven met uitleg:
apiVersion: apps/v1
kind: Deployment
metadata:
labels:
app: <app-naam> <-- naam van de applicatie of website
name: <naam-deployment> <-- naam van de deployment
namespace: <naam-namespace> <-- naam van de namespace
spec:
progressDeadlineSeconds: 600
replicas: 1
revisionHistoryLimit: 10
selector:
matchLabels:
app: <app-naam> <-- naam van de applicatie of website
strategy:
rollingUpdate:
maxSurge: 0
maxUnavailable: 1
type: RollingUpdate
template:
metadata:
labels:
app: <app-naam> <-- naam van de applicatie of website
namespace: <naam-namespace>
spec:
containers:
- image: <adres-container>:latest <-- adres van container()
imagePullPolicy: Always
env: <environment> <-- alle nodige enviroment variabelen
name: <naam-container> <-- naam container
ports:
- containerPort: <poort-nummer> <-- poort nummer
name: <poort-naam> <-- naam voor de poort
protocol: TCP
resources: {}
securityContext:
allowPrivilegeEscalation: false
privileged: false
procMount: Default
readOnlyRootFilesystem: false
runAsNonRoot: false
stdin: true
terminationMessagePath: /dev/termination-log
terminationMessagePolicy: File
tty: true
dnsPolicy: ClusterFirst
hostAliases:
- hostnames:
- mysql01.service.rug.nl
ip: 192.168.65.3
imagePullSecrets:
- name: <naam-pull-secret> <-- naam van de registry pull secret
restartPolicy: Always
schedulerName: default-scheduler
securityContext: {}
terminationGracePeriodSeconds: 30
Voorbeeld Service YAML
apiVersion: v1
kind: Service
metadata:
name: <naam-service> <-- naam van de service
namespace: <naam-namespace> <-- naam van de namespace
spec:
internalTrafficPolicy: Cluster
ipFamilies:
- IPv4
ipFamilyPolicy: SingleStack
ports:
- name: <poort-naam> <-- naam van de poort
port: <poort-nummer> <-- inkomende poort nummer
protocol: TCP
targetPort: <poort-nummer> <-- poort nummer naar deployment toe
selector:
app: <app-naam> <-- naam van de applicatie of website
sessionAffinity: None
type: ClusterIP
Voorbeeld Ingress YAML
apiVersion: networking.k8s.io/v1
kind: Ingress
metadata:
name: <naam-ingress> <-- naam van de ingress
namespace: <naam-namespace> <-- naam van de namespace
spec:
ingressClassName: nginx
rules:
- host: <adres-website> <-- url website
http:
paths:
- backend:
service:
name: <naam-service> <-- naam van de service
port:
number: <inkomende-poort> <-- inkomende poort nummer
pathType: ImplementationSpecific
tls:
- hosts:
- <adres-website> <-- url website
Notitie: de gegevens wat geéncapsuleert is met
<>
moet aangepast worden.
Notitie twee: zou je een container met container willen laten communiceren, maak dan gebruik van een service en definieer de servicenaam in de environment.
- Ga naar het Cluster en de Namespace: Zoals hierboven beschreven.
- Klik op "Import YAML": In het "Workload" overzicht, klik op de knop "Import YAML".
- Plak de YAML-inhoud: Kopieer de inhoud van je YAML-bestand en plak deze in het tekstgebied. Zorg ervoor dat je de juiste namespace selecteert.
- Klik op "Import": Rancher zal de YAML valideren en je de mogelijkheid geven om de objecten te creëren.
- Bekijk de Deployment: Na het importeren kun je de gecreëerde workload in het "Workload" overzicht zien.
Deployen via Helm Charts:
Helm is een package manager voor Kubernetes. Het stelt je in staat om complexe applicaties te definiëren, installeren en upgraden met behulp van "charts". Rancher integreert goed met Helm.
- Voeg Helm Repositories toe (indien nodig): Als de chart die je wilt gebruiken zich in een externe repository bevindt, moet je deze eerst toevoegen aan Rancher. Ga naar het cluster, selecteer "Apps & Marketplace" en vervolgens "Repositories". Klik op "Create" om een nieuwe repository toe te voegen. Hier kun je de repositories verversen om de nieuwste charts binnen te halen.
- Lanceer een Chart:
- Selecteer "Apps & Marketplace".
- Zoek de chart die je wilt deployen (uit de catalogus of een toegevoegde repository).
- Klik op de chart en vervolgens op "Install".
- Configureer de chart parameters via het formulier of door de YAML-waarden te bewerken.
- Selecteer de target namespace.
- Klik op "Install".
Log uitlezen
Voor het uitlezen van een log moet het volgende gebeuren:
- Op rancher, ga naar
Workloads -> Pods
- Zoek de juiste pod op en druk op de drie verticale puntjes aan de rechterkant
- In het verschenen menu, klik op
View Logs